‘Alles wat fout kan gaan, dat gaat fout.’ Dit is in het kort de wet van Murphy. Zo lijkt het ook te gaan met Sally en haar vader, sinds haar moeder is overleden. Vader heeft opeens enkel aandacht voor zijn werk en ziet het avontuurlijke meisje en haar grootse ambities niet meer staan. Wat eerst een hechte band was, verwatert tot het punt dat ze elkaar nooit meer spreken. Sally gaat in de grote stad wonen, ver weg van haar vader. Op een dag krijgt ze echter vreselijk nieuws: haar vader is opeens ernstig ziek geworden.
Ze twijfelt niet en besluit hem op te zoeken. Terwijl ze door de straten van haar drukke stad loopt, denkt ze aan dat knusse huis waar ze vroeger woonde. Het ronde stulpje, te midden van die grote, prachtige weiden en al dat hemelse groen. Ze denkt aan de avonturen die ze daar vroeger beleefde, als onbezonnen meisje dat nergens bang voor was, nergens voor bang hoefde te zijn. Gaten, stekels en andere belemmeringen verdwenen als sneeuw voor de zon als Sally er langs struinde. Fier sprong ze zonder te stoppen steevast overal overheen, genietend van de rust die de omgevingen haar boden. Een schril contrast met haar vader, die haar in alles tegen leek te houden wat ze deed. Hoe konden zij en haar vader toch zo uit elkaar groeien? Ze stapt op de tram, het is niet ver meer.
Log in of maak een account aan om een reactie te plaatsen!